Slibconcentratie bepalingen

Om te kunnen bepalen hoe lang bij verschillende werkzaamheden bepaalde gedeelten van het slib geresuspendeerd blijven (i.e. in de waterkolom blijven zweven), zijn voor verschillende methoden diverse bezinkingsproeven uitgevoerd. Op de video hiernaast blijkt dat na ongeveer een half uur het merendeel van slib pas echt weer bezinkt.

Mede aan de hand van dit soort ‘zicht’-proeven wordt tijdens baggerwerkzaamheden op locatie de effectiviteit van de werkzaamheden ingeschat. Met name ook worden monsters getrokken wanneer opgewerveld slib op stroom wordt gezet, in beweging blijft en elders, veelal buiten de jachthaven en/of aanloopgeul, weer bezinkt. In combinatie met luchtfoto’s (drone) kan dan een goede inschatting worden gemaakt van de effectiviteit op dat moment.

Daarnaast wordt ten behoeve van snelle waarnemingen gebruik gemaakt van een handheld waterkwaliteitsmeter (Horiba U10). Deze meet in Nefelometric Turbidity Units (NTU is een maat voor de troebelheid) en de waarden zijn in het veld direct uitleesbaar. Ten behoeve van latere analyses wordt zo nodig parallel hieraan nauwkeurig het oppervlaktewater bemonsterd. Deze monsters worden op onopgeloste bestanddelen[1] geanalyseerd (in mg/lit.) door het Waterlaboratorium Noord (WLN).

[1] Onopgeloste bestanddelen cf. analysemethode WLN-CA.W.31.2 (f589/2 TSS), RvA geaccrediteerd.

Een beetje een uitstapje misschien maar misschien is het in dit verband ook leuk om naar de oratie van prof. dr. Gerard. M. Janssen te verwijzen: Strand is meer dan zand.