Brakwatergetijdengebieden

Hans Danel is als marien bioloog al sinds begin jaren ’90 langjarig betrokken bij diverse projecten die het verzachten van de zoet-zout grenzen langs de waddenzeekust voor ogen hadden. Enkele voorbeelden daarvan zijn de Kroonpolders op Vlieland, Polder Breebaart in het Groningse, Noord-Fryslân Buitendijks, zoet-zout gradiënt Lauwersmeer, Binnen Aa langs de Westerwoldse Aa en Schanskerrakken aan de Dollard langs de Groninger waddenkust. Deels als adviseur en projectleider, deels als beleidinitiërend en -uitvoerend ambtenaar en als later monitoringsdeskundige rondom de slipaanwas in relatie tot de mogelijkheden voor gedempte tijen.

Het idee van een groot, aaneengesloten brakwatergetijdengebied in het oosten van de provincie Groningen, het daarbij behorende hydromorfologisch ontwerp met biotisch streefbeeld is bij Hans begin jaren ’90 ontstaan. Uiteindelijk is dat toen hij werkzaam was bij de Grontmij verder ontwikkeld in de vorm van het plan “Schanskerrakken“. Een voor die tijd uniek concept dat met name op het gebied van waterbeheersing (combinatie met de boezem), hydromorfologie en ecologie nog steeds goed bruikbaar is. Deels gebaseerd op de AMOEBE (Algemene Oecologische Beoordeling, Ten Brink & Hosper, 1989) is voor het gebied toentertijd een streefbeeld ontwikkeld.

Voor een beknopte samenvatting wordt verwezen naar de Haalbaarheidsverkenning Schanskerrakken (1998).

Verzachten zoet-zout grenzen.

Bij een juist ontwerp, voornamelijk waterhuishoudkundig, kan een brakwatergetijdengebied er toe bijdragen dat langs de zeedijk op verschillende plaatsen weer een een natuurlijke zoet-zout gradiënt ontstaat. Naast de enorme meerwaarde die zo’n gebied kan hebben voor (de) natuur(herstel), betekent het ook een recreatieve belevingsimpuls. Het kan ook een positieve bijdrage leveren aan de algehele waterbeheersing in et achterland.

Begin jaren ’90 heeft Hans als opsteller van het Beheerplan Lauwersmeergebied (1993) ook gewerkt aan idee-vorming rondom het toelaten van een gedempt tij op het Lauwersmeer, de daarvoor gehanteerde modellen zijn nog steeds actueel en bruikbaar. Mits op een juiste manier beheerd blijkt dat zo’n toegelaten zoet-zout gradiënt in het lauwersmeergebied verscheidende voordelen oplevert:

  1. betere waterhuishouding van het achterland (in tijden van wateroverlast méér bergingscapaciteit);
  2. stabiliseert de afslag-gevoelige oevers en draagt bij tot een stabiele oeververdediging van de oevers van het Lauwersmeer zelf;
  3. remt in belangrijke mate de autonome ontwikkeling van opgaande begroeiing (behoud van meer openheid);
  4. vergroot de recreatieve beleving en waarde van het gebied;
  5. en LBNL: vergroot de ecologische waarde van het gebied als geheel.

Weer heel actueel allemaal zoals te horen was op het Symposium 50 jaar Lauwersmeer, interessant in dit verband is de mooie presentatie van  Henk Hut.